Mijn VN missie in voormalig Joegoslavië augustus 1995 – januari 1996
Begin augustus in 1995 werd ik gevraagd of ik langs kon komen op het hoofdkwartier van het Korps Mariniers. Ikzelf (na 34 jaar gediend te hebben met functioneel leeftijds ontslag) was toen nog een marinier der 1e klasse.
Toen ik mezelf had gemeld werd mij gevraagd of ik als chauffeur/mortierist naar Bosnië wilde omdat degene die er zat, terug moest naar huis om privé redenen. Ik heb daar gelijk ja op gezegd. Nog geen week later zat ik, samen met een verbindelaar ook van het Korps Mariniers, in het vliegtuig richting Split.
Daar was een logistiek centrum van de Nederlandse krijgsmacht gestationeerd. We werden vandaar uit naar een hotel gebracht en zijn daar 1 nacht gebleven. De volgende morgen stond er een busje gereed om ons samen met nog 5 landmachters naar Santici en Kiceljak te brengen.
Het was een lange en erg onrustige rit, toen we de grens met Bosnië overstaken werd het al wat grimmiger. We reden door en over veel smalle bergpaden waar regelmatig schoten te horen waren, dit bleek veelal om ‘celebration fire’ te gaan (Ze schieten dan in de lucht, bij een overwinning maar ook bij een trouwerij of ander feest).
Eenmaal in Santici aangekomen konden we ons gaan opfrissen en eten en kregen een slaapplek toegewezen. De volgende ochtend werden we met een landrover opgehaald en wat is het dan prettig om een bekend gezicht achter het stuur te zien zitten.
Na een rit van bijna een uur met veel oponthoud, kwamen we in Kiceljak aan. Daar was een klein logistiekcentrum van het Korps neergestreken. De dag daarop zouden we naar onze eigen plek gebracht worden. Ik zou naar stuk 12 gaan (stuk 12 een mortiergroep) en het toeval wou dat mijn stuks commandant ook in Kiceljak was dus ik kon gelijk mee naar boven de Mount Igman op.
Daar aangekomen kennis gemaakt met de overige mortieristen en uitrusting geregeld. Twee dagen later gingen we aflossen bij de mortieren die al gereed stonden op de Igman, ons kamp daar heette ‘Wim’s place’. En de dagelijkse routine kon beginnen, patrouilles lopen, wachtlopen, en de verdediging rondom ons kamp verbeteren. En natuurlijk ervoor zorgen dat wanneer of hoe laat dan ook de drills werden geoefend om de stukken in gereedheid te brengen.
We waren daar druk mee. We draaiden daar week op week af. De week af zaten we op het basiskamp. Daar konden we sporten, wapens schoonmaken, herstellen, voertuigen onderhouden want onderhoud is behoud.
Aan het eind van de week mocht ik me melden bij de adjudant, hij zei: “Pat we gaan je weer verkassen”. Ik zei: “Prima bij de stukken is het rustig”. Ik mocht me melden als chauffeur van de brandstofwagen, ik was verbaasd, een oud maatje van me zat daar ook en samen reden we op de wagen.
Bijna elke dag onder begeleiding van twee Engelse tanks, vanaf de Mount Igman naar Santici om nieuwe voorraad brandstof te halen. Geen brandstof is geen eten, geen kachel die brand, en geen eten is geen energie in het lichaam, want van heel lang gevechtsrantsoenen eten word je niet blij en als het niet hoeft moet je dat ook niet doen.
Blijf De Stedenwijker lezen, want…
Volgende keer vertel ik jullie over wat we meemaakten tijdens onze ritten Mount Igman – Santici v.v.