Ter ere van Keti Koti (Ketenen gebroken), de Surinaamse viering van de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863 wil ik graag met jullie mijn verhaal delen over het gerecht dat bij deze dag hoort.
Eén van de mooiste herinneringen uit mijn jeugd zijn de oudejaarsdagen. Wij gingen als gezin dan vroeg op pad. Vuurwerk halen bij onze oom, oliebollen halen bij onze opa en heri heri eten bij onze prachtige tante Genia, mijn lievelingstante. Ze heeft ons veel te vroeg verlaten en wat was ik kapot van haar overlijden. Ze stond altijd in de keuken. Op elk feest kookte ze, gekleed in een lange kleurige jurk. En op 31 december maakte ze altijd één van mijn lievelingsgerechten. Heri heri. Een onwaarschijnlijke combinatie van etenswaren die samen een gerecht vormen, vol van geschiedenis, liefde en samenzijn. Later maakte mijn moeder het en zij vertelde me over de oorsprong van dit gerecht.
Ze vertelde dat in de tijd van de slavernij, dit gerecht is ontstaan uit de dingen die de slaven op de plantages tot hun beschikking hadden. Omdat het eten dat de slaven kregen onvoldoende was om het zware werk vol te houden vonden ze manieren om dit aan te vullen. Uit deze noodzaak is het gerecht heri heri, dat “helen” betekent, geboren.
Er zullen waarschijnlijk veel variaties bestaan op dit heerlijke gerecht maar ik ga met jullie delen hoe ik het heb leren maken van mijn, inmiddels overleden, moeder.
Heri heri bestaat uit cassave, gewone aardappelen en zoete aardappelen. Niet de oranje, die nu zo populair is maar de witte variant. Rijpe en bakbananen. Hiermee bedoel ik niet de gewone banaan maar de bananen die je vind bij de toko. De rijpe bananen hebben een gele schil met zwarte vlekken en de bakbananen hebben een groene schil. Feitelijk kun je beide bananen bakken maar dit even om het verschil aan te geven. Persoonlijk hou ik niet van de groene bananen dus ik laat deze weg. Gekookte eieren en het belangrijkste onderdeel en datgeen wat alles samen brengt, de bakkeljauw. Gezouten witvis, ik gebruik altijd filet, die je eerst moet koken om het zout eraf te krijgen. Ik kook mijn bakkeljauw, ook wel batjauw, meestal twee keer.
Terwijl de bakkeljauw kookt, snij ik tomaten en uien. Niet te grof maar ook zeker niet fijn. De hoeveelheid laat ik helemaal aan jou over want elke keer als ik mijn lieve Surinaamse tante Cila vraag om recepten krijg ik ook nooit exacte hoeveelheden. “Ach… zet een beetje van dit en een beetje van dat” en daar kan ik het mee doen. Ik kom er altijd wel dus ik weet zeker dat het jou ook gaat lukken
Maak vervolgens een flink scheut olie heet en bak de uien en tomaten even aan en draai dat de temperatuur omlaag. Laat het mengsel eventjes sudderen en doe dan de bakkeljauw erbij. Let even op of er genoeg olie in de pan zit, dit word namelijk de “jus” van het gerecht. Als je zoals ik, de bakkeljauw twee keer hebt gekookt, moet je even een stukje vis proeven. De kans bestaat dat er wat zout bij moet. Dit voeg je toe in de vorm van maggiblokjes. Let op!! Niet te veel blokjes toevoegen! Anders heb je de vis voor niets uitgekookt.
Als dit is gedaan schil je de aardappelen en zoete aardappelen en pel je de bananen. Mijn moeder was geniaal, die kon alles in één pan koken en wist precies wanneer alles klaar was. Ik ben helaas iets minder getalenteerd dus ik kook alles apart. Snij alles in flinke stukken. Geen kleine blokjes! Halveer de bananen en de aardappelen maar laat alles groot. Ik koop mijn cassave altijd geschild in zakjes uit de diepvries dus die hoef ik nooit te schillen. Vervolgens kook je alles net zoals je de aardappelen kookt. Wanneer het van je vork glijdt, is het gaar. En vergeet natuurlijk niet de eieren te koken.
En dan is het tijd om te eten. Het liefst eten we met onze handen maar hé, met mes en vork kan ook prima! Je breekt een stukje banaan, aardappel, cassave of ei af en doopt het in het mengsel van olie, vis, ui en tomaat. Vergeet niet om een stukje vis mee te pakken en dan zo je mond in.
Ik maak geen grapje als ik zeg dat je me voor dit gerecht uit mijn bed mag halen. Maar, we houden het speciaal. Eén keer per jaar nodig ik mijn oma, mijn tante Cila en haar dochters en kleindochters, mijn zusjes en hun partners uit en maak heri heri. Dan eten we samen en herdenken we de keren, zoveel jaren geleden, dat we dit aten met al die mensen die we nu moeten missen.
Dit gerecht is mijn trots. Misschien wist mijn moeder dat iemand het koken snel van haar over zou moeten nemen, zoals zij het veel te vroeg van haar tante over moest nemen. Maar ik maak het met trots en er is altijd een bordje voor deze twee vrouwen.
Wan switi manspasi dey!!
Soso lobi!
foto: OsoPatu.nl via Pinterest